Over een rijke man en een arme vrouw
Jaarlijks dragen talloze kerkleden via allerlei collectes vele miljoenen euro’s bij aan de bestrijding van armoede. Tegelijkertijd steken vele kerkelijke vrijwilligers hun handen uit de mouwen om in hun naaste omgeving ‘te doen wat hun hand te doen vindt’. Ze zetten zich in voor de voedselbank, bezoeken zieken, zetten kerstpakkettenacties op touw enzovoorts.
Beide vormen van betrokkenheid en diaconale inzet zijn onontbeerlijk en wezenlijk voor het werk en bestaansrecht van de kerken. Dat wordt ook duidelijk uit het gedichtje ‘Wie?’ dat Christien Crouwel, algemeen secretaris van de Raad van Kerken, schreef aan de hand van de gelijkenis van het ‘penningske van de weduwe’ (Marcus 12: 41 – 44).
Al suggereert de titel dat het om een open vraag zou gaan, de inhoud maakt duidelijk dat de ene vorm van kerkelijke inzet hand in hand gaat met de andere. Ooit geschreven voor kinderen, is het ook een aardig gedicht om een avond rond een diaconaal thema mee te openen en er met elkaar over door te praten.
Wie?
Er was een man, een rijke man,
zo één die wel wat missen kan,
die op een avond, na zijn werk,
dacht: kom, ik geef iets aan de kerk.
Maar deze keer geen zak met poen,
ik kan beter iets gaan dóén.
Dus bracht hij ´s avonds op de fiets
het blaadje rond, dat kostte niets.
Er was een vrouw, een arme vrouw,
zo één de hele dag in touw,
die op een avond, na haar werk,
dacht: kom, ik doe iets voor de kerk.
Maar geen klusjes deze keer
aan centen heeft de kerk veel méér.
Dus legde ze wat geld opzij
en nam die avond lekker vrij.
Wat ík nu graag eens weten zou:
wie van beiden heeft er nou
het meest gegeven volgens jou?
Die rijke man of arme vrouw?
Christien Crouwel
Trackback van jouw site.