logo-knooppuntkerkenenarmoedespacer-100x5Knooppunt Kerken en Armoede

  • 4-slide
  • 1-slide
  • 7-slide
  • 8-slide
  • 3-sliide
  • 2-slide
  • 5-slide

Huishoudens in de rode cijfers

Problematische schulden in Nederland

huishoudens-in-de-rode-cijfers-2015In 2014 verscheen de ‘Monitor Betalingsachterstanden’ en eind 2015 verscheen het rapport ‘Huishoudens in de rode cijfers 2015. Over schulden van Nederlandse huishoudens en preventiemogelijkheden’. Deze rapporten geven inzicht in de omvang, kenmerken en achtergronden van de groep huishoudens bij wie de schulden problematisch (dreigen te) worden.

Schokkend

De cijfers zijn schokkend. De schuldenproblematiek van Nederlandse huishoudens is verergerd. Uit een vergelijking van 2015 met 2012 en 2009 blijkt dat er meer huishoudens zijn met problematische schulden die niet gebruik maken van formele schuldhulpverlening. In totaal heeft bijna één op de vijf Nederlandse huishoudens een risico op problematische schulden, problematische schulden of zit in een schuldhulpverleningstraject.

Een derde van de huishoudens heeft schulden

We zien in 2014 dat huishoudens met schulden sterk toenemen in vergelijking met de jaren ervoor. In 2014 kwam bij 2,33 miljoen (van de in totaal 7,34 miljoen huishoudens in Nederland) één van de onderzochte vormen van betalingsachterstanden voor. Dat is 32,1% of een derde van alle huishoudens. In 2013 was het iets boven de 25%. Deze groep huishoudens worstelt met de volgende betalingsachterstanden:

  • achterstallige rekening om financiële redenen (in de laatste 12 maanden: 863.000 huishoudens);
  • krediet of lening (op dit moment: 1.618.000, exclusief hypotheken);
  • op afbetaling gekochte goederen of diensten (op dit moment: 684.000);
  • regelmatig en vaak rood staan (in de afgelopen 12 maanden: 1.071.000);
  • creditcardschuld (op dit moment gespreide afbetalingsregeling: 209.000).
  • In de huishoudens met een of meer vormen van betalingsachterstanden neemt de kans op schulden enorm toe. Problematische schulden ontstaan als de uitstaande betalingsachterstanden of schulden groter zijn dan wat er aan maandinkomen binnenkomt.

Een op de vijf huishoudens zit in de gevarenzone

Nederlandse huishoudens hebben in 2015:

  • meer dan drie soorten achterstallige rekeningen vanwege financiële redenen, en/of
  • een of meer achterstallige rekeningen vanwege financiële redenen in de categorieën hypotheek, huur, elektriciteit, gas of water, ziektekostenverzekering, bij de afbetaling van leningen en afbetalingsregelingen, en/of
  • de (totale) omvang van de achterstallige rekening(en) bedraagt meer dan 500 euro en/of
  • minstens één keer per maand of meestal rood staan voor meer dan 500 euro en/of: een creditcardschuld hebben van meer dan 500 euro.
  • Een problematische schuld bedraagt dus minimaal 500 euro en bestaat uit meerdere achterstallige rekeningen of roodstand of een creditcard-schuld.

Op basis van de enquête (telefonisch en via het internet) en interviews zijn de huishoudens in vier groepen ingedeeld:

Groep 1: geen risico. Huishoudens zonder risico op problematische schulden, afgemeten aan vijf risico-indicatoren.
Dit zijn van het totaal aantal huishoudens in Nederland tussen de 81,2% en 82,6% ofwel tussen 6.165.000 en 6.269.000 huishoudens.

Groep 2: onzichtbare risicovolle schulden. Huishoudens met een risico op problematische schulden, afgemeten aan vijf risico-indicatoren. Deze huishoudens nemen niet deel aan een wettelijk schuldhulpverleningstraject (WSNP) of minnelijke schuldhulpverlening.
Dit zijn tussen de 8,1% en 11,3% ofwel tussen de 614.000 en 858.000 huishoudens.

Groep 3: onzichtbare problematische schulden. Huishoudens met problematische schulden die niet deelnemen aan een wettelijk schuldhulpverleningstraject (WSNP) of minnelijke schuldhulpverlening.
Dit zijn tussen de 4,6% en 7,5% ofwel tussen de 351.000 en 571.000 huishoudens.

Groep 4: zichtbare problematische schulden. Huishoudens die problematische schulden hebben én deelnemen aan een wettelijk schuldhulpverleningstraject (WSNP) of minnelijke schuldhulpverlening.
Dit zijn 2,5% ofwel 193.000 huishoudens, en zij zijn grotendeels in statistieken zichtbaar voor beleidsmakers, omdat zij onder een wettelijke regeling vallen – de Wet Sanering Natuurlijke Personen (Wsnp) – of bekend en geregistreerd zijn bij (schuld) hulpverlenende instanties die zijn aangesloten bij de NVVK.

De voornaamste conclusies

De onderzoekers hebben de conclusies uit hun kwalitatief onderzoek van de huishoudens met rode cijfers vastgelegd in tien stellingen.

1. Er is een toename van huishoudens met problematische schulden.
De schuldenproblematiek van Nederlandse huishoudens is verergerd. Uit een vergelijking van 2015 met 2012 en 2009 blijkt dat er meer huishoudens zijn met problematische schulden die geen formele schuldhulpverlening ontvangen. In totaal behoort 15,7% van alle Nederlandse huishoudens tot de ‘onzichtbare huishoudens: zij hebben risicovolle schulden of problematische schulden zonder dat zij formele schuldhulpverlening ontvangen.

2. Huishoudens hebben meer achterstallige rekeningen en minder krediet dan in 2012.
De aard van de schulden is veranderd in 2015 ten opzichte van 2012 en 2009. Er zijn meer huishoudens met achterstallige rekeningen en minder huishoudens die regelmatig rood staan of een creditcardschuld hebben.

3. Schuldenproblematiek is groter in bepaalde regio’s in Nederland.
In een aantal arbeidsmarktregio’s wonen meer huishoudens met problematische schulden die geen gebruik maken van schuldhulpverlening. Dat geldt voor de regio’s Rijnmond, Haag-landen, Rivierenland, Midden-Gelderland en Zuid-Limburg.

4. Er is grote kans op problematische schulden bij laag inkomen, huurwoning en kinderloosheid.
Huishoudens met een laag inkomen, een huurwoning en zonder kinderen hebben een grotere kans op problematische schulden. Het preventiebeleid van gemeenten is daarom effectiever als het is gericht op wijken met veel lage inkomens, huurwoningen en samenwonenden zonder kinderen.

5. Er is een iets grotere kans op risicovolle schulden bij laagopgeleide jonge stellen met kinderen, een laag inkomen en een niet-Westerse afkomst.

6. Schulden ontstaan door een combinatie van oorzaken.
Schulden ontstaan zelden als gevolg van één oorzaak. De oorzaak is vaak een combinatie van omgevingsfactoren, bewust en onbewust gedrag, onverwachte gebeurtenissen (life-events) en in de persoon gelegen factoren.

7. Onzichtbare schuldenaren hebben nauwelijks reserves en ontvangen vooral hulp uit sociale netwerk en van niet-financiële hulpverleners.

8. Schuldhulpverlening gezien als laatste redmiddel.
Schuldhulpverlening wordt gezien als het laatste redmiddel voor de allerergste gevallen, waartoe huishoudens zichzelf niet rekenen. Huishoudens ervaren forse drempels voordat ze van schuldhulpverlening gebruik durven te maken. Na een ervaring met schuldhulpverlening zijn huishoudens overwegend positief.

9. Preventie en vroegsignalering nog belangrijker door toename schuldenaren.
Meer kennis vergaren over mogelijke risicocategorieën van schuldenaren in de gemeente is een eerste stap bij het opzetten van doeltreffend preventiebeleid. Gemeenten kunnen daarbij slimmer inspelen op het onbewuste gedrag dat schulden veroorzaakt. Voor huishoudens met risicovolle schulden kan de gemeente laagdrempelige, onafhankelijke financiële hulp aanbieden. Hier ligt ook een taak voor gemeenten en overige betrokken instanties (huisartsen, maatschappelijk werk, psychologen, scholen, UWV en schuldeisers etc.) die eventueel in contact komen met deze huishoudens.

10. Gemeenten hebben coördinerende rol bij schuldpreventie life-events.
Life-events zoals scheiding, ontslag en ziekte vormen belangrijke factoren bij het ontstaan van schulden. Mensen die een life-event meemaken, zijn lang niet allemaal klanten van de gemeenten en schuldhulpverlening. Mochten zij financiële problemen krijgen, dan komen zij daar mogelijk wel terecht. Inspanning op preventief terrein voorkomt instroom in de toekomst.

Klik hier om de lange versie van dit artikel te downloaden.
Klik hier voor de ‘Monitor Betalingsachterstanden 2014’.
Klik hier voor ‘Huishoudens in de rode cijfers 2015’.

Hub Crijns is directeur landelijk bureau Dienst in de Industriële Samenleving en bestuurder Landelijk Katholiek Diaconaal Beraad