Het begint klein
“Armen hebben hulp nodig, maar de wens om te helpen is voor ons vaak dierbaarder dan de vraag of onze hulp zoden aan de dijk zet!”
Ongeveer een jaar of zes geleden stond deze uitspraak in de krant en de wereld viel over die spreker heen. Maar als we als kerken echt mensen in armoede willen helpen, moeten we weten dat ‘onze liefdadigheid’ niet steeds van één kant kan komen. Via goed bedoelde en vaak ook heel goede begeleide hulp waarbij mensen gratis ‘eten en drinken’ krijgen, haal je meestal niet meer mensen uit de goot, maar krijg je alleen langere rijen…
Onze hulp lijkt niet zo vaak gericht op het verbeteren van leefomstandigheden van arme mensen, maar op onze wens om anderen te helpen. Als een in armoede levend mens niet stevig betrokken is bij pogingen om hem of haar echt uit die armoede te halen, vraag ik me oprecht af of het ons gaat lukken. Misschien moeten we ons er vooral op toeleggen dat armen hun eigen hulp organiseren. Daarmee versterken we hun zelfvertrouwen en daarmee vermindert bij ons dat vervelende gevoel van machteloosheid.
Helaas zien we nogal eens over het hoofd dat de gulle gever door de ontvanger wordt gezien als de neerbuigende gever: bij geven en helpen is hoe je het ook wendt of keert meestal iets van macht in het spel… Als de een steeds hulp geeft en de ander steeds weer hulp ontvangt, wordt dat gewoon bevestigd!
Het is heel vanzelfsprekend dat je wilt delen met anderen als je beter bedeeld bent. Daar is helemaal niets op tegen! Dat mag, bijbels gezien: dat hoort! Maar laat de ontvanger van onze barmhartigheid ook iets terug doen, hoe klein in jouw ogen ook. Vind je dat onnodig en of – erger nog – dom, dan laad je het odium op je dat je aan (een vorm van) machtsmisbruik doet!
In deze tijd bekommeren we ons – terecht – om de waardigheid van ieder mens. Maar laten we daarbij beseffen: dat zit, nee, dat begint in kleine dingen… Bij de hulpverlener die zich laat helpen, en bij de geholpene die hulp geeft – wederkerig! Bijbels èn kerkelijk – maar vooral in de kersttijd – hoort dat!
Ds. Troost verwoordt dat mooi in zijn lied over Ruth (Zingende Gezegend 10):
Kom, bedroefde vrouw, waarom zou je huilen? Kom maar, kom maar gauw, nu je onbekend vreemde vogel bent, hier, hier kun je schuilen!
Kom maar op dit veld korenaren lezen.
Heeft men jou verteld dat God altijd ziet honger en verdriet, weduwen en wezen?
Kom, wie zoekt die vindt! Ga door het gezaaide; nu de oogst begint is dit land voor jou; vogelvrije vrouw, eet van wat ik maaide!
Kom wat dichterbij, bind het graan in schoven, neem en eet hier vrij; God heeft zelf gezegd: armen hebben recht op de vrucht van boven.
Kom dan op mijn land, jij hoeft niets te vragen, neem in elke hand zoveel als je wilt: ik geef ruim en mild, meer dan jij kunt dragen.
Kom, want in jouw schoot wordt het heil gegeven hier is levend brood; hier in Bethlehem klinkt Gods eigen stem: Hier begint het leven!
Gé Drayer