De PCI Drie-eenheidparochie zoekt zijn weg
Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.
Door Hans Oldenhof
Op 1 januari 2010 kwam binnen het Aartsbisdom Utrecht de Parochie van de H. Drie-eenheid tot stand ten zuidwesten van de stad Utrecht. Een achttal gemeenschappen ging samenwerken; vier in de stad Nieuwegein en vier op het platteland.
Ook werd er een nieuwe Parochiële Caritas Instelling geformeerd met een nieuw bestuur, waarvan een aantal leden binnenkort zijn tweede termijn heeft vol gemaakt. Een mooi ogenblik om terug te blikken en de balans op te maken. Over de werkwijze, de toenemende vraag om hulp en de betekenis van caritas.
Gevarieerde werkgroepen
Bij de start waren de caritaswerkgroepen zeer verschillend in tal van opzichten: qua vermogen, vergaderfrequentie, uitgaven, focus, leeftijdsopbouw en bekendheid bij de achterban en de buitenwacht. De nieuwe bestuursleden van de PCI kwamen niet voort uit de werkgroepen en konden een nieuwe start maken. Wel had een aantal mensen met veel caritaservaring meegewerkt aan het zoeken van de juiste mensen. In maart 2011 kwam het eerste beleidsplan uit.
Ambities
Men wilde meer dan alleen het goed beheren van het gezamenlijke vermogen. Net als het parochiebestuur wilde men primair werken aan samenhang in de nieuwe parochie. Alle vermogens werden samengevoegd en de werkgroepen moesten voortaan een jaarbegroting indienen. Bij bedragen boven de € 500,- moeten ook twee PCI-bestuurders hun fiat geven. Er is de laatste tijd per jaar zo’n € 75.000,- beschikbaar na aftrek van de verplichte afdracht aan het Aartsbisdom. Een groot bedrag. Het wordt nog niet helemaal gebruikt, maar de uitgaven stijgen jaarlijks. In het Randstedelijke Nieuwegein (met drie katholieke kerken) was men gewend flink aan de weg te timmeren. Ook in de andere gemeenschappen is er sprake van toenemende activiteit. Het werd zelfs zoveel werk voor de penningmeester, dat het plaatselijke banknummer nu in ere wordt hersteld: de werkgroepen krijgen een halfjaarlijks budget.
Welke factoren spelen mee?
Waarom nemen de activiteiten zo toe? Allereerst door de toenemende tweedeling tussen arm en rijk, de blijvende armoede en de plek die de meeste werkgroepen zich hebben verworven binnen de plaatselijke zorgketen. Deze zorgketen doet in toenemende mate een beroep op de lokale caritaswerkgroep om acute noden te lenigen. Men weet dat er geld is en dat er niet eerst gecollecteerd moet worden. De overheid treedt terug en is erg bureaucratisch. Caritas werkt snel.
Een tweede reden is dat de samenwerking met de andere kerken in de laatste vijf jaar gegroeid. Soms is dat rond een concrete nood of een gezamenlijk project. Soms participeert men samen in een gemeentelijk noodfonds. Soms haakt men aan bij een oecumenisch initiatief, bijvoorbeeld in de armste gemeente in het project Schuldhulpmaatje. De onderlinge contacten worden steeds hechter, waarbij de katholieken relatief meer geld bijdragen en de protestanten meer vrijwilligers leveren. Het is hier Bible Belt met flink wat katholieken, waarvan de ouderen (en sommige jongere mensen) nog in voldoende mate de tien katholieke vierplekken bezoeken.
Een derde factor is het samen netwerken in de zorgketen. Dat wordt vanzelfsprekender als er oecumenische diaconale overlegstructuren zijn. Je bent dan samen aanspreekbaar en inspireert elkaar. Voor mij als pastoraal werker wordt het dan veel gemakkelijker om in te schatten wanneer mijn komst of mijn bijdrage in de begeleiding van een project zinvol is. Waar oecumenisch wordt gewerkt komen er ook eerder jaarverslagen tot stand voor de eigen katholieke achterban en de buitenwacht.
Als vierde factor zijn er de tweejaarlijkse ontmoetingen waar het PCI-bestuur voor zorgt, met inhoudelijke verdieping. De caritaswerkgroepen zijn het leuk gaan vinden om elkaar te ontmoeten en bij te praten. Ze brengen elkaar op ideeën. Eén bestuurslid onderhoudt (naast de penningmeester) meer doorlopend contact met de werkgroepen om te kijken hoe het gaat en waar behoeften liggen.
Helpen bij noden
Er worden nu per jaar ongeveer honderd personen en families direct geholpen. Via participatie in noodfondsen wordt een onbekend maar wel substantieel aantal mensen geholpen met ons geld. Door de steun aan projecten binnen en buiten de kerk wordt een nog groter bereik gerealiseerd. Nu is het op de meeste plaatsen een vitaal en onmisbaar onderdeel van de zorgketen, en dat in een tijd dat de kerk vergrijst en steeds marginaler wordt.
Diaconie als vindplaats van transcendentie
Het vertrekpunt is theologisch: het doen van het goede is mystagogisch. Caritas en diaconie zijn bijzondere vindplaatsen om als mens en als gelovige te groeien. Daarvoor moet caritas wel meer zijn dan ‘hit and run’ (de situatie snel in kaart brengen, geld geven en dan weer wegwezen; je mocht eens een band krijgen…). Meer aandacht voor verhoging van het ‘presentiegehalte’ juich ik toe. Wie echt de werkelijkheid door de ogen van de ‘rafelranders’ durft te bezien, wie met hen op durft te trekken, met hen tegen muren loopt en met hen naar openingen zoekt, ondergaat onherroepelijk een veranderingsproces. Je mens- en wereldbeeld en je zelfbeeld kunnen verschuiven, realistischer worden en meer door verbinding gekleurd worden. Maar ook je relatie met God kan veranderen. Onze kerk lijdt nu aan een burgerlijke, moraliserende ‘spiritualiteit’. Juist de diaconie is een vindplaats van transcendentie: geraakt worden, verbonden raken, uitzuivering van motieven, voorzienigheid ervaren, bezield worden, onverwachte openingen.
Zichtbaar worden
Het parochiebestuur wil dat het caritaswerk zichtbaarder wordt. Want er wordt zoveel goeds gedaan. Die zichtbaarheid is belangrijk. Nog belangrijker is de spirituele begeleiding van de vrijwilligers. Zonder dat dreigt de Caritas de schaamlap te worden van de B.V. Nederland; het laatste vangnet waardoor de gemiddelde burger kan zeggen dat in ons land niemand van de honger hoeft om te komen. Spirituele groei en maatschappijkritische zin gaan daarbij gelijk op: armoede en uitsluiting zijn geen randverschijnselen, uitzonderingen die de regel bevestigen. Wie te midden van de armen met hen leert leven ‘uit genade’ verlaat de beschermde burgerlijke omgeving en komt tot een ander handelen, een ander bidden, een ander staan in de traditie van de kerk. Erik Borgman heeft in ‘Leven van wat komt’ daarover rake dingen geschreven. Diaconaal werk houdt je alleen vol als je leert om meer contemplatief in het leven te staan. Zonder diaconie, gepaard aan aanbidding van de Bron van waaruit je samen leeft, is er minder toekomst voor de kerk. De Voorzienigheid zal hoop ik voorkomen dat we straks een hoop geld hebben, maar geen bezielde mensen meer om te zorgen dat het op de juiste plaatsen terecht komt.
Hans Oldenhof is pastoraal werker in de H. Drie-eenheidparochie in Nieuwegein en omstreken. Dit artikel verscheen ook in Diakonie & Parochie.