Speelruimte voor kinderen
Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.
Door Ria van Nistelrooij, maatschappelijk activeringswerker en onderzoeker bij Stichting De Vonk. Dit artikel verscheen eerder in Diakonie & Parochie 2017-4.
In 2013 is op eigen initiatief van De Vonk gestart met een driejarig onderzoek naar de effecten van armoede op kinderen. Het onderzoek is uitgevoerd van 2014 tot 2016.
Het betreft een kwalitatief driejarig onderzoek naar de participatie van kinderen in veertien gezinnen met een laag besteedbaar inkomen. Het onderzoek is uitgevoerd door Ria van Nistelrooij. Doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de mate en de ontwikkeling van de participatie van de kinderen in deze gezinnen. Hierbij is participatie breed gedefinieerd. Het gaat om het kunnen voorzien in de basisbehoeften, het gebruik kunnen maken van grondrechten en maatschappelijke participatie. Hoe doen ouders het met het beperkte budget? Hoe kunnen zij de uitgaven voor hun kinderen doen? Wat is helpend, wat belemmert hen? Wat zijn mogelijk andere factoren die meespelen?
Kwalitatief onderzoek
Het is kwalitatief onderzoek, dat wil zeggen met een beperkt aantal gezinnen, niet grootschalig en cijfermatig, maar kijkend naar patronen, mechanismen op microniveau. Hierbij gaat het om de betekenisgeving van de ouders en kinderen zelf. Zowel in het basisrapport als in de publieksversie zijn uitgebreide casuïstiek, praktijkvoorbeelden van de gezinnen, van de kinderen opgenomen om recht te doen aan de complexiteit en de diversiteit. Al lezend wordt iedereen een beetje onderzoeker.
Het jaar 2016 was het derde jaar van onderzoek en inmiddels is het onderzoek afgerond. De resultaten zijn gepresenteerd op 31 mei 2017 in aanwezigheid van staatssecretaris Klijnsma van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zo’n 125 mensen waren aanwezig. Het was een gevarieerd publiek bestaande uit beleidsmedewerkers, vrijwilligers, sociaal werkers, bestuursleden, medewerkers van de GGD, politici en andere geïnteresseerden. Zij gingen na de centrale inleidingen actief aan de slag in één van de drie workshops.
Enkele resultaten uit het onderzoek
De onzekerheid en stress die het hebben van schulden geeft, heeft een grote invloed op de kinderen. Ze maken zich zorgen of er nog wel geld voor boodschappen is.
Bij de 0-meting in 2014 was er geen enkele ouder die volmondig ‘ja’ antwoordde op de vraag of men voldoende geld had om de bestedingen voor de kinderen te kunnen doen. In 2016 had nog steeds de helft van de ouders niet voldoende geld voor de kinderen.
Deelname van de kinderen aan activiteiten op school, lidmaatschap van een sportclub of vereniging, soms een dagje uit, lukt alleen waar ouders gebruik kunnen maken van de fondsen zoals Stichting Leergeld en de participatievoorzieningen van de gemeente.
Kindgericht armoedebeleid staat nog in de kinderschoenen. Het gemeentelijk beleid voor kinderen is nog te eenzijdig alleen gericht op meedoen met sport, vereniging en school en te weinig op het voorkomen van materiële deprivatie.
Veertien gezinnen
Veertien gezinnen met een laag besteedbaar inkomen hebben meegedaan, gezinnen met kinderen en jongeren in alle leeftijden, van 0 tot 27 jaar. Er is geen leeftijdsgrens tot kinderen en jongeren tot 18 jaar. Er wonen vaak nog oudere kinderen thuis. De helft van de gezinnen is van niet westerse afkomst. Je ziet dat als het om participatie gaat, ook subcultuur een rol speelt. Het gaat om gezinnen met een uitkering vanuit de Particpatiewet, Wajong of WW, of werkend, met en WSW baan, een eigen bedrijf of in loondienst. Het zijn verder negen eenoudergezinnen en vijf tweeoudergezinnen. De gezinnen wonen in Oss, Rotterdam, Helmond, Tilburg en Bernheze, omdat het gemeentelijk beleid ook verschillend is. De werving is niet gemakkelijk. We vonden de gezinnen via intermediairs die het vertrouwen hadden van de gezinnen. Het onderzoek is uitgevoerd van 2014 tot 2016. Er zijn drie onderzoeksmomenten geweest, met uitgebreide interviews met de ouders en met de kinderen die wilden, eenmalig.
Besteedbaar inkomen
Wat meteen opviel en ook zorgelijk was, dat in 2014 op één na alle gezinnen schulden hebben. Dat varieerde van een kleine schuld, een lening bijvoorbeeld tot grote onoverzichtelijke schulden. Liefst 55.000 euro bleek later. Je moet nagaan dat de meerderheid van deze gezinnen al langer dan vijf jaar in de armoede zit. Vaak gaat het bij grotere schulden om oude schulden, soms uit een vorige relatie, huur, energie, zorgverzekering, een periode van PGB waarin het overzicht zoek was, een studieschuld. Teveel ontvangen kinderopvangtoeslag was opvallend vaak het begin van een grotere schuld. In één gezin ging het om een hypotheekschuld van 120.000 euro. Dit gezin zat in een moeizaam WSNP traject. In één gezin zat men al vijf jaar op schuldhulpverlening te wachten. In één gezin was de alleenstaande ouder met twee kinderen waar ze de zorg voor had, waarvan één met een meervoudige handicap, in haar eentje een schuld af aan het lossen van 12.000 euro. Ze maakte met elke schuldeiser apart afspraken en hield zich er heel strak aan. Ze leefde van 40 euro per week
Crisis?
Vijf gezinnen zaten in 2014 op de rand van een crisis. Dat ging in enkele gevallen ook nog gepaard met onveilige situaties door vechtscheidingen. Eén gezin was acht maanden, deels in de winter, afgesloten geweest van elektriciteit. Dit leidde tot schoolverzuim en bezorgdheid bij de kinderen. Soms is er geen geld. Eén alleenstaande ouder met vier oudere kinderen vertelde hoe ze soms al ’s morgens vroeg naar de pinautomaat ging om te kijken of er geld op stond om de beslagleggingen voor te zijn. Zoveel beslagen, geen enkel overzicht meer. Dat heeft een grote invloed op de kinderen. Er is vooral veel onzekerheid. Dat geeft ook onzekerheid en zorgen bij de kinderen. Is er nog wel geld voor eten, zorgen om een jonger broertje. We moeten naar school, we moeten geld hebben voor de bus! In 2015 of 2016 kregen drie gezinnen beschermingsbewind. Dat gaf hen rust, stabiliteit een vast leefgeld. Eén ouder zei: “Ik voel me rijk met 50 euro in de week!”. In een ander gezin werd steeds duidelijker dat de bewindvoerder onbetrouwbaar was. Hij maakte de vaste lasten niet over, deed niks aan de schulden.
Besteedbaar inkomen
Het is krap, financieel héél krap in de gezinnen. De gezinnen zijn 65-70% van het inkomen kwijt aan vaste lasten en dan gaat het alleen nog om de gewone vaste lasten. De gezinnen hadden in 2014 gemiddeld 55 euro per week voor boodschappen. In 2015 was dit 66 euro, in 2016 was het 72 euro. Dat is voor de boodschappen, maar ook voor fruit, een sapje voor school, een ijsje, een zalfje, een eigen bijdrage, calamiteiten. In 2014 kunnen acht gezinnen niet rondkomen. In 2016 zijn dit nog steeds acht gezinnen, deels weer andere. Daaraan kun je zien dat het fluctueert. Ruim de helft van de gezinnen moet noodzakelijk gebruik maken van een voedselbank of andere voedselsteun en vaak ook van een kledingbank. Ze kunnen dat niet altijd en sommigen wilden het ook niet. Er is een kern van 8-10 gezinnen die niet uit het beperkte kader van krapte, schulden en onzekerheid komt.
Materiële deprivatie
Er is deprivatie, er zijn tekorten op allerlei terreinen: niet voldoende geld voor eten, voor een fiets, computer, dagje uit, vakantie, geen gezonde maaltijd kunnen bereiden, niet genoeg fruit, melk, vlees hebben. Geen goede meubels om op te zitten, bijv. geen tafel om van te eten of geen fatsoenlijke bank. Geen goede winterjas, niet biologisch kunnen eten, geen auto hebben, niet op familiebezoek kunnen.
Bestedingen voor de kinderen
Ouders worden soms klem gezet door kosten voor gezondheid. Het kan gaan om crèmes of zalfjes die niet vergoed worden, de huisapotheek, bepaalde medicijnen bijv. voor ADHD. Kinderen zijn in principe meeverzekerd met hun ouders. Toch kan het voorkomen dat kosten van een tandarts direct voldaan moeten worden. Kosten voor een dieet. Soms werd dit nergens vergoed. Met kleding is het manoeuvreren, tussen het geld dat beschikbaar is, de noodzaak nu nieuwe schoen en of een winterjas te moeten hebben en het aanbod van nieuwe of tweedehands. Nu is er aanbieding, maar nu is er geen geld. Ouders kleden vaak hun kinderen om de beurt. Soms lopen kinderen door op kapotte of te kleine schoenen. Eén moeder kocht goedkope schoenen tot ze het geld had om schoenen met kwaliteit te kopen. Ze moeten zaken weer rechttrekken, rekeningen of reparaties met de kinderbijslag of het vakantiegeld. In een gezin waar het te krap is gaat de hele boekhouding schuiven. Armoede is vooral ook een beheerprobleem!
Op de vraag ‘Vindt u dat u voldoende geld hebt om de bestedingen voor uw kinderen te kunnen doen?’ antwoordde in 2014 geen enkele ouder volmondig met ‘ja’. Het was altijd met voorwaarden, met mitsen. Als ik maar.. etc. Niet zomaar, je hebt niet de zekerheid, omdat ik gezonde kinderen heb, het moet wel, omdat ik hulp heb, ik koop niets voor mezelf, ik zou meer willen geven, het mag ruimer, ik hoop dat ze geen buitenbeentjes worden. In 2015 en 2016 is het in enkele gezinnen een beetje ruimer geworden. Daar wordt nu met ‘ja’ geantwoord.
Sociale participatie
Er is ook sprake van sociale deprivatie, tekorten op sociaal terrein. Er wordt door de helft van de kinderen wel geparticipeerd in clubs en verenigingen, maar dat kan alleen dank zij Stichting Leergeld en de participatiefondsen van de gemeente, zoals in Tilburg de Meedoenregeling. In 2016 zie je dat een aantal kinderen toch geen lid meer zijn. Het is moeilijk daar een vinger achter te krijgen. Het lukt eigenlijk alleen in de gezinnen waar een sterke focus ligt op het meedoen met sport en verenigingen. Het betekent nog niet dat er geen uitsluiting is. Dat zou goed gemonitord moeten worden. Kunnen ze echt aan alles meedoen. Haken ze niet te snel af? Ook subcultuur en ambitie spelen daarin mee. De ouder moet het bovendien ook georganiseerd krijgen. Het uitstellen, nog niet weten. Te moe om voorzieningen aan te vragen. Goede afstemming belangrijk!
School
Ook schoolkosten kunnen in deze gezinnen niet voldaan worden zonder gebruik te maken van een fonds. Sommige betalen het niet of een intermediair regelt iets met school. De situatie is in deze gezinnen rond schoolkosten schrijnender geworden in vergelijking met eerder onderzoek. De gezinnen kunnen ook die school niet meer bekostigen. Een heikel punt is de verplichte laptop of iPad voor het VO en MBO die soms ook mee naar school moet. Dan vraag je veel van ouders. Ouders klagen over buitenproportioneel hoge bedragen voor bijv. een speciale pen op het VO die je in een speciale winkel moet kopen. Gekke eisen in de tijd van carnaval, zoals een pyjamadag, waarvoor je speciaal een pyjama moet kopen: dat is twee dagen eten. Een gekke hoedendag of een lampionnenoptocht kan ouders voor het blok zetten. School zou daarin meer mee moeten denken.
Ontwikkeling
Het lukt weinig gezinnen duurzaam uit stromen. Eén gezin weet in die drie jaar aan de armoede te ontsnappen. Het gezin heeft een eigen bedrijf en door inkomsten van zowel de man, de vrouw en van twee nog schoolgaande kinderen komen zij in 2016 net boven de armoedegrens uit. Drie gezinnen krijgen iets meer ruimte doordat er schulden afgelost zijn en ze heel strak budgetteren, niks voor zichzelf kopen en creatief proberen te zijn. In één gezin dat net uit de WSNP was, kreeg de man weer een baan. Hier waren nog steeds veel schulden. De meerderheid van de gezinnen komt niet boven die kraptegrens uit. Er zijn psychische belemmeringen, belemmeringen qua opleiding of vanuit het verleden, kinderen met extra zorg. Soms is er minder werk door bezuinigingen bijvoorbeeld voor helpenden.
Aanbevelingen
Uit het onderzoek komen veel aanbevelingen voort. Hieronder de belangrijkste:
- Sociale wijkteams, voorzien met een eigen budget, die signaleren en crises voorkomen.
- Kindgericht armoedebeleid ontwikkelen: totaalvisie, één loket voor sociale participatie, ruimhartig verstrekken, meedoen monitoren.
- Coping-strategieën van ouders ondersteunen.
- Duidelijke informatie over gevolgen van bijbaan, werk, 18 jaar worden en studiefinanciering voor thuiswonende jongeren.